Bram tekent en schildert met zijn penselen in een intens expressieve stijl die in zijn spontaneïteit vaak ruw aandoet. Voorschetsen maakt hij niet en doeken van zijn hand doen denken aan de tranceachtige saxsolo's van een ontketende John Coltrane of een Pharoah Sanders. Dionysos, god van de roes, is kortom niet veraf wanneer Bram zijn pasteuze en plastische penseelstreken rechtstreeks op het canvas tovert.
Brams 'sjamanistische' procédé resulteert steeds in een rijk gelaagd en boeiend geheel van kleuren, vormen, lijnen en texturen. De contrastwerking van al die elementen doet een parallel universum ontstaan waarin de absurde en demonische nachtzijde van de werkelijkheid op de voorgrond treedt. Daar spreekt echter niet zozeer een zwartgallig wereldbeeld uit dan wel een vitale oerkracht die de schilder als medium door zich heen naar het canvas laat stuwen. In die zin zou je kunnen zeggen dat Brams kernthema het scheppingsproces zelf is.
Vergis u echter niet. Bram is niet alleen maar wildeman en aanhanger van het adagium 'the more you think, the more you stink'. Is Dionysos uitgeraasd dan komt Apollo met gefronste wenkbrauwen voor zijn doeken staan. In hem woont met andere woorden ook een fijnbesnaarde estheet die soms zelfs gebukt kan gaan onder zijn eigen vormdwang. En die op elk doek zoekend is naar dat mysterieuze en hoogst delicate evenwicht tussen vrolijke levensdrift en het sérieux van ambachtelijke dromen over perfectie.